Centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs.

Reactie

Naam G Kooman
Plaats Leerdam
Datum 29 maart 2011

Vraag1

Wilt u aangeven in welke hoedanigheid u onderstaande vragen beantwoordt (leerkracht po, bestuurder po, schoolleider po, leerkracht vo, bestuurder vo, ouder, of anders?
leerkracht po

Vraag2

Vindt u het een goede keuze dat de centrale eindtoets alleen Nederlandse taal en rekenen-wiskunde toetst, of bent u van mening dat ook wereldoriëntatie (geschiedenis, aardrijkskunde en natuur, waaronder biologie) deel moet uitmaken van de eindtoets?
Onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs en de besteding van toegekende middelen dient alle onderdelen van het leerplan te omvatten, dus ook de kunstzinnige vorming - waaronder muziek – en wat in de wet wordt genoemd ‘spel en beweging’. Het basisonderwijs moet zich bezighouden met de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden (|Wet op het Primair Onderwijs, artikel 8). Het onderzoek kent twee doelen:
(1) nagaan of kinderen alles aangeboden krijgen wat is voorgeschreven zoals dat in de wetsartikelen en de kerndoelen staat aangegeven.
(2) nagaan of het onderwijs van voldoende kwaliteit is: zijn de toegekende middelen goed besteed?

Vraag3

Op de meeste basisscholen (85%) leggen leerlingen in groep 8 nu in de eerste week van februari de Cito-eindtoets af. Wat vindt u van het voorstel en de argumenten om de eindtoets niet meer in februari af te nemen, maar in de periode tussen half april - half mei?
Zo laat mogelijk, zodat het advies van de basisschool weer ‘het eerste gegeven’ wordt. Voor een tweede gegeven kan worden gekozen uit een aantal mogelijkheden. Het voortgezet onderwijs, niet het primair onderwijs, dient daar over te beschikken.

Toelichting: Er lopen nu twee zaken door elkaar: (1) de plaatsing van een kind in het voortgezet onderwijs én (2) onderzoek naar de kwaliteit van een school.

(1) Voor het eerste mag een CITO-score niet bepalend zijn maar ten hoogste een ‘tweede gegeven’, ook in rangorde. Een ‘warme overdracht’ is te verkiezen: het dan nog voorlopige advies van de basisschool is onderwerp van gesprek met collega’s in het voortgezet onderwijs. Belangrijke factoren die nu doorgaans geen rol spelen gaan dan mee tellen. Vorderingen bij rekenen en taal behaald zijn bepaald niet de enige voorspellers van succes in het voortgezet onderwijs.

(2) Ook tegen de opvattingen van het CITO zelf in worden individuele scores op de eindtoets behaald door de inspectie omgerekend in schoolscores. Er is sprake van oneigenlijk gebruik van de eindtoets omdat die voor ander doel is ontwikkeld. Dat heeft geleid tot kwalijke praktijken: het manipuleren van toetsscores, versmalling van het curriculum en verder om zich heen grijpende toetstraining in school en daarbuiten. Het laatste geldt alleen voor vermogende ouders, hetgeen betekent dat scholen met een ouderbestand van hoog opgeleiden in het voordeel zijn.

Een alternatief luidt: scholen onderzoeken curriculumbreed de kwaliteit van hun onderwijs. Ze maken daarbij gebruik van de beschikbare instrumenten naar keuze. Voor lang niet alle onderdelen is het mogelijk om ´hard´ te toetsen, maar dat is geen reden om van onderzoek af te zien. Er is eigenlijk maar één ‘probleem’: scholen kunnen bij een flink aantal onderdelen niet met elkaar worden vergeleken. Een echt probleem? Neen, het vergelijken van scholen is zo wie zo uiterst riskant.

Vraag4

Wat vindt u van het voornemen om voor alle scholen het systematisch werken met en het toepassen van een leerling- en onderwijsvolgsysteem (lovs) verplicht te stellen?
Deelt u de mening dat goed gebruik van een lovs één van de instrumenten is om te werken aan betere onderwijskwaliteit en hogere leeropbrengsten?
Ja, zo lang er blijft staan een leerlingvolgsysteem (een lidwoord, geen telwoord). Scholen moeten kunnen bepalen welke systeem het beste bij hun opvattingen en de onderwijspraktijk past. Het spreekt voor zichzelf dat het leerlingvolgsysteem het volledige curriculum omvat.

Vraag5

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel beschrijft plannen voor het meten van de toegevoegde waarde/leerwinst van scholen. Daarbij wordt ook gekeken naar de functie van een begintoets (§4.3). Op den duur dienen deze elementen een grotere rol te spelen bij de beoordeling van scholen. Heeft u opvattingen over het ontwikkelen van een maat voor de toegevoegde waarde/leerwinst van het onderwijs, over de functie en inhoud van een begintoets en/of over de inrichting van pilots op dit gebied?
Niet doen om de eenvoudige reden dat valide en betrouwbaar onderzoek bij jonge kinderen onmogelijk is. Er is veel meer op tegen. Scholen hebben er recht op om te bepalen wanneer onderwijs in bepaald vakgebied begint, bijvoorbeeld bij (aanvankelijk) lezen. Dat moet, met de wet in de hand, ook per kind kunnen variëren.
Er is een onmiskenbare neiging om leerprocessen te vervroegen hetgeen eerder problemen dan oplossingen oplevert.
In de Verenigde Staten noch in het Verenigd Koninkrijk heeft het vergelijken van scores bij begin- en eindtoetsen geleid tot een hoger onderwijspeil.
Het grootste bezwaar tegen het vergelijken van begin- en eindscores is dat de invloed van buitenschoolse factoren, in gunstige of in ongunstige zin, wordt onderschat. Daarop mogen scholen niet worden afgerekend.