Nationale visie op duurzame koolstof in de chemische industrie
Reactie
Naam | A.G.M. Backbier |
---|---|
Plaats | Rotterdam |
Datum | 30 april 2025 |
Vraag1
U kunt tot en met 30 mei 2025 via deze website reageren op de visie.- Hoe verwacht u dat deze visie effect heeft op u of uw organisatie?
- Wat zijn volgens u de belangrijkste elementen voor de overgang naar gebruik van duurzame grondstoffen in de chemie? En op welke punten wijkt dit af van de beschreven visie?
- Wat wilt u namens uzelf of uw organisatie meegeven in de verdere uitwerking van deze visie in de latere beleidsagenda?
1. Indien goed uitgevoerd, kan deze visie een sterke stimulans zijn voor de opbouw van een duurzame chemische industrie in Nederland. Essentieel is dat dit als een langetermijnvisie van minimaal 15 jaar wordt gepositioneerd. Wisselingen van kabinet mogen dit traject niet ondermijnen, gezien de schaal en complexiteit.
Ook investeringen vereisen lange adem: terugverdientijden van 15–20 jaar zijn eerder regel dan uitzondering. Beleidscontinuïteit is daarom cruciaal om investeringen aan te trekken en innovatie te stimuleren.
2. De chemiesector opereert binnen een mondiale en vooral Europese markt. Hoewel dit in de visie benoemd is, zou een nadere toelichting op deze marktdynamiek – bijvoorbeeld via CEFIC – het begrip versterken.
Nederland kan niet alleen producent zijn van duurzame feedstock, maar ook een logistiek knooppunt in Europa, vergelijkbaar met de huidige petrochemiepositie.
Wat ontbreekt is aandacht voor commercialisatie: de stap van R&D naar markt vereist samenwerking tussen technologie, engineering en verkoop. Dit kost vaak jaren, waarbij vertragingen – onder meer in vergunningstrajecten – reëel zijn. Overheidssteun op alle niveaus is hier onmisbaar.
Daarnaast is de samenstelling van grondstoffen (feedstock) onderbelicht. Grote (bio)chemische installaties vereisen stabiele, homogene input. Het idee van gemengd groenafval klinkt goed, maar is in de praktijk lastig door seizoensgebonden en inhoudelijke variatie. Dit vereist een realistisch feedstockbeleid, vergelijkbaar met de benadering in olieraffinage.
3. De beleidsagenda zou meer aandacht moeten geven aan commercialisatie en opschaling. In de beginfase zijn productiekosten vaak hoog en is er nog geen marktprijs (‘premium’) mogelijk. Financiering moet daarom ook deze risicovolle overgangsfase ondersteunen. Alleen zo kan de sprong naar grootschalige, rendabele productie worden gemaakt.