Wijziging van de Grondwet ter invoering van constitutionele toetsing

Reactie

Naam M. MAEDER MAES
Plaats ODIJK
Datum 28 augustus 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het voorstel tot wijziging van de Grondwet ter invoering van constitutionele toetsing? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Het toetsingsverbod is 1848 ingevoerd met het enkele argument, een rechterlijke autocratie te voorkomen, waartegen de wetgevende macht zich anders niet zou kunnen verzetten.

Het toetsingsverbod werkt belemmerend voor de ontwikkeling van rechtsstatelijke cultuur, leidt tot een gebrek aan rechtsbescherming, is een gevaar voor de legitimiteit van democratische besluitvorming en draagt ten slotte bij aan een geringe rol van elementaire (sociale) grondrechten.

Het argument dat Nederland beschermt moet worden voor een rechterlijke autocratie, waartegen de wetgevende macht zich niet zou kunnen verzetten lijkt – zeker in de huidige context – weinig overtuigend. Het heeft de grondwetgever altijd vrijgestaan grondwetsbepalingen te wijzigen, indien een rechter een ongewenste interpretatie zou toepassen (laatste woord altijd bij het parlement). In de democratie-index van het V-Dem Institute staan 12 EU staten boven Nederland en al deze landen kennen een bepaalde mate van rechterlijke constitutionele toetsing. Constitutionele toetsing is dus mogelijk, zonder dat dit tot autocratie moet leiden. Daarnaast kunnen formele wetten worden getoetst aan mensenrechtenverdragen. Daarmee wordt grondrechtentoetsing, -interpretatie en vooral -ontwikkeling echter tot een niet-nationale (van buiten afkomende) aangelegenheid en daardoor ook de optimale ontwikkeling van een nationale rechtsstatelijke cultuur belemmerd.

De negatieve gevolgen van het toetsingsverbod zijn dus zwaarwegend. Geen bescherming kunnen krijgen bij een rechter, terwijl er sprake is van schending van (grond-)rechten, gebrek aan legitimiteit van besluitvorming (nu grondrechtconformiteit van formele wetgeving niet verzekerd wordt) en een geringe rol van elementaire (sociale) grondrechten als juridische waarborg zijn nadelen, die binnen een rechtsstaat moeilijk te verkroppen zijn – ook als de uitwerking van deze nadelen in de praktijk dankzij internationale hulp beperkt kan worden (art.93 GW / EU-Handvest). Daar komt het wellicht meest zwaarwegende nadeel van het toetsingsverbod nog bij, namelijk dat hierdoor de rechtsstatelijke cultuur in Nederland minder tot bloei komt.

De aanvullend in het wetsvoorstel opgenomen evenredigheidsbepaling vloeit eigenlijk reeds voort uit het rechtsstaatbeginsel, maar blijkt een noodzakelijke verduidelijking.

Resumerend lijkt het dan ook, ondanks de met het oog op politieke haalbaarheid gekozen beperktheid, een zeer te verwelkomen wetsvoorstel.