Instructieregel permanente bewoning recreatiewoningen
Reactie
Naam
|
ik ben recreant (niet permanent) (J. Dijkstra)
|
Plaats
|
Voorthuizen
|
Datum
|
30 mei 2025
|
Vraag1
Hoe kijkt u(w organisatie) aan tegen dit voornemen en de bijbehorende voorwaarden?
De voorgenomen bestuursrechtelijke instructieregel permanente
bewoning recreatiewoningen kan zonder vereiste privaatrechtelijke wetswijzigingen de ambitieuze doelstellingen niet behalen. Het geeft weliswaar aan hoe gemeenten een bevoegdheid moeten uitoefenen, maar het verandert niets aan privaatrechtelijke verhoudingen, zoals de gevallen waarin contractueel naar elkaar is vastgelegd dat het gebruik van de jaarplaats alleen recreatief is toegestaan.
Een gemeente is niet betrokken bij de totstandkoming van de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de consument en de professioneel handelende recreatieondernemer. In beginsel sluiten partijen een huurovereenkomst, waar de consument tegen betaling gebruik mag maken van een stuk onbebouwde onroerende zaak op het recreatieterrein en het recht heeft om daarop een kampeermiddel te plaatsen.
Indien er verder geen aanvullende afspraken zijn gemaakt, dan bepaalt artikel 228 van het zevende Burgerlijk Wetboek in het eerste lid dat een contract voor bepaalde tijd aan het einde van de overeengekomen termijn eindigt. Lid 2 bepaalt dat een huurovereenkomst, die voor onbepaalde tijd is aangegaan of wordt verlengd, tenminste een maand voor de verlengdatum eindigt door opzegging. De wetgever biedt de recreant op huurgrond nu eenmaal geen bijzondere wettelijke huur- of consumentenbescherming.
Het is uiteraard ook mogelijk om in de overeenkomst, of in daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, af te wijken van deze wettelijke bepalingen. Een voorbeeld zijn de RECRON-voorwaarden. Bedrijven die bij de brancheorganisatie van en voor recreatieondernemingen RECRON zijn aangesloten, zijn verplicht om de gedragscode van toepassing te verklaren op de overeenkomst.
Daarentegen bepaalt artikel 2 lid 1 van de RECRON-voorwaarden voor vaste plaatsen 2016 dat de ondernemer de overeengekomen plaats voor recreatieve doeleinden, dus niet voor permanente
bewoning, aan de recreant ter beschikking stelt.
Er zijn binnen dit concept mijns inziens te veel ondermijnende variabele die de gewenste situatie beletten.