Besluit aanpassingen regelgeving verhuur
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Retie
|
Datum
|
17 augustus 2025
|
Vraag1
Wat is uw achtergrond? Reageert u bijvoorbeeld als particulier, als huurder, als vastgoedeigenaar, als verhuurder, als belegger, namens een onderneming, namens een organisatie, of iets anders?
Particuliere verhuurder.
Mijn tip voor betaalbaar wonen: zoek de oplossing aan de inkomenskant. Koppel de lonen en uitkeringen weer aan de prijzen/inflatie zoals dat voor het akkoord van Wassenaar het geval was in Nederland en nog steeds zo werkt in België.
De inkomens en uitkeringen in Nederland blijven teveel achter bij de inflatie. Los dat op. Geen zorgen over een loon/prijs spiraal; in België ligt de inflatie significant lager dan in Nederland en is wonen veel betaalbaarder door een andere overheidsmentaliteit en -beleid. Neem daar een voorbeeld aan.
Vraag2
Wat vindt u van het besluit?
Er zijn 3 zaken nodig om de uitpondgolf tegen te gaan:
1. Geen belasting op vermogensaanwas
2. Compensatie voor verhuurders
3. Een mentaliteitsverandering bij de overheid.
Ad 1. Box III is zoals bekend de belangrijkste showstopper
Ad 2. Zonder een minimaal rendement wordt er niets ontwikkeld of verhuurd. Zelfs kind begrijpt dat een bakker geen brood gaat bakken als hij het vervolgens onder de kostprijs moet verkopen - lees: weggeven - omdat eten nou eenmaal een recht is.
Overheidsingrijpen bij bestaande huurovereenkomsten vereist zeker compensatie, anders kan dit de proportionaliteitstoets volstrekt niet doorstaan.
Ad 3. Bij de minister zie ik de wil om de beknellende regelgeving te versoepelen maar zij kan het niet alleen. Iedereen moet (willen) inzien dat er een sluitende businesscase nodig is voor verhuurders.
Ik denk dat die bereidheid er onvoldoende is. Illustratief is onderstaande reactie die ik in december 2022 kreeg van een medewerker BZK op mijn vraag of er compensatie is voorzien voor de huurderving als gevolg van de Wet Matiging Huurprijsverhogingen Geliberaliseerde Huurovereenkomsten.
“In uw voorbeeldberekening staat een woning met een waarde van € 415.000 centraal. In de visie van het ministerie betreft dit een woning die betaalbaar is voor middeninkomens.
Het rekenvoorbeeld spreekt over een ‘tweede woning’, wat waarschijnlijk betekent dat deze woning aan de koopmarkt is onttrokken, om voor verhuur te worden aanboden.
Het daarbij behaalde rendement […] is een directe verschuiving van geld van de bewoner naar de belegger.
We kunnen ons kritisch afvragen welke maatschappelijk meerwaarde, in het bijzonder voor de bewoner, hier tegenover staat.
In de visie van het ministerie zijn woningen in de eerste plaats bedoeld om in te wonen en niet in de eerste plaats een beleggingsobject. Achterliggend doel van regulering is dan ook zeker dit rendement te beperken en eerlijker te belasten.
Indien het gevolg daarvan is dat een deel van de woningen door verhuurders worden verkocht en als koopwoning voor hun doelgroep beschikbaar komen, is dat niet per definitief onwenselijk.”