AMvB Dierwaardige Veehouderij

Reactie

Vraag1

De voorgestelde wijzigingen in het Besluit dierwaardige veehouderij roepen vragen op over de praktische uitvoerbaarheid voor vleesverwerkende bedrijven. Veel van de maatregelen lijken primair gericht op de veehouderij, maar gelden ook voor slachterijen waar dieren slechts kort verblijven. Voorschriften zoals het verplicht onderzoeken van staartverwondingen of het opstellen van plannen tegen agressie zijn in die context moeilijk toepasbaar. Ook oppervlakte-eisen en eisen rond natuurlijk gedrag vragen om differentiatie per schakel in de keten. De inzet op dierenwelzijn wordt breed gedragen, maar vraagt om realistische invulling. Daarbij is het van belang dat regelgeving goed aansluit bij de praktijk, proportioneel is en werkbaar blijft voor alle betrokken partijen.
De introductie van nationale koppen bovenop Europese regels heeft bovendien gevolgen voor de concurrentiepositie van de Nederlandse vleesverwerkende industrie, zeker als er geen gelijk speelveld binnen Europa wordt geborgd. Daarnaast brengen de voorgestelde maatregelen extra kosten met zich mee, zonder dat daar structurele financiering of compensatie tegenover staat. Ook de voorziene evaluatietermijn van vijf jaar biedt weinig ruimte voor tussentijdse bijsturing.
Een zorgvuldige afstemming met alle ketenpartijen en een nadere analyse van de gevolgen voor de verwerkende sector is een vereiste.