AMvB Dierwaardige Veehouderij

Reactie

Naam Drs. H Elderman
Plaats Winschoten
Datum 23 juli 2025

Vraag1

- Heeft u algemene op- of aanmerkingen bij het voorgestelde Besluit?
- Heeft u diersoortspecifieke op- of aanmerkingen bij het voorgestelde Besluit (kippen, melkvee, kalveren of varkens)?
De plannen van minister Wiersma kunnen onmogelijk als dierwaardig worden beschouwd. Ze negeren fundamentele inzichten uit de dierwetenschap over natuurlijk gedrag, welzijn en gezondheid.

Een eerste probleem is het ontbreken van buitenruimte voor varkens. Uit gedragsonderzoek blijkt dat varkens een sterke intrinsieke behoefte hebben aan wroeten, exploreren en sociaal contact. Zonder toegang tot buiten en een verrijkte omgeving is natuurlijk gedrag onmogelijk. Dit leidt tot stress, verveling en abnormaal gedrag (Fraser & Broom, 1990; Stolba & Wood-Gush, 1989). Een dierwaardige leefomgeving houdt hier rekening mee, het huidige voorstel niet.

Daarnaast laat de minister kraamkooien nog minstens 15 jaar toe. In deze kooien kunnen zeugen zich nauwelijks bewegen. Dit veroorzaakt frustratie, fysieke achteruitgang en beperkt ook het contact met hun biggen. Volgens de EFSA (2007) is langdurige fixatie van zeugen schadelijk voor hun welzijn. Alternatieven bestaan al en worden in onder andere Zweden en Noorwegen succesvol toegepast. Een uitfasering over vijftien jaar is daarom onacceptabel traag.

De voorgestelde verruiming van 0,1 vierkante meter per varken is marginaal en onvoldoende. Volgens wetenschappelijke richtlijnen hebben vleesvarkens minstens 1,3 tot 1,5 vierkante meter nodig om te kunnen rusten, bewegen en sociaal gedrag te vertonen zonder conflicten (EFSA, 2005). De voorgestelde ruimte schiet daar ver onder.

Ook de luchtkwaliteit blijft onderbelicht. Hoge concentraties ammoniak en fijnstof in stallen veroorzaken luchtwegproblemen en stress bij varkens (Donham et al., 1995; Seedorf et al., 1998). Zonder strengere normen blijft dit een structureel welzijnsprobleem.

Tot slot blijft het veel te vroege spenen toegestaan. Biggen worden nu vaak na drie weken bij de moeder weggehaald, terwijl langer zogen aantoonbaar beter is voor gedrag, gezondheid en weerstand (Weary et al., 2008). In een dierwaardige veehouderij is langer bij de moeder blijven een minimumvoorwaarde.

De conclusie is helder: het voorstel bevat te weinig concrete verbeteringen en laat essentiële knelpunten ongemoeid. Een dierwaardige veehouderij vereist échte hervormingen, gebaseerd op wat we weten over dierlijk welzijn. Dit plan doet daar geen recht aan.