AMvB Dierwaardige Veehouderij

Reactie

Naam dr F.L. Kramer
Plaats Wetsinge
Datum 27 juli 2025

Vraag1

- Heeft u algemene op- of aanmerkingen bij het voorgestelde Besluit?
- Heeft u diersoortspecifieke op- of aanmerkingen bij het voorgestelde Besluit (kippen, melkvee, kalveren of varkens)?
Als een samenleving “commodificatie” van dieren accepteert—d.w.z. dat dieren worden gezien en behandeld als dingen, productiemiddelen, handelswaar—verplicht ze zich tot ertoe om ontsporingen daarvan te voorkomen. Dit is waar deze wet toe zou moeten dienen: voorkomen dat veehouders die onder economische druk maximale opbrengst uit dieren willen halen, in de verleiding kunnen komen om winst te laten prevaleren boven het welzijn van de dieren.
Daartoe zijn krachtige beschermingsmaatregelen door de overheid nodig: strenge normering EN tot dito handhaving van die normen—ook om díe veehouders te steunen die wel hun best doen om wel goed voor hun dieren te zorgen.
Voor zulke normen zijn heldere uitgangspunten en richtlijnen beschikbaar, o.m. opgesteld door de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA, rapport Dierwaardige veehouderij), en ook al in diverse regels en wetten vastgelegd, waaruit kan worden afgeleid hoe het bestaan van gehouden dieren nog enigszins draaglijk kan worden georganiseerd.
Uitgangspunten zijn naast de plicht om te voorzien in primaire levensbehoeften onder meer respect voor de lichamelijke integriteit van dieren (dus geen pijn veroorzaken; geen lichaamsdelen beschadigen of verwijderen) en voor hun mentale welzijn (dus geen stress veroorzaken, en de mogelijkheid bieden tot natuurlijk gedrag, waaronder natuurlijke moeder-kind- en groepsinteracties).
De wet in zijn huidige vorm stelt die normen niet, of onvoldoende duidelijk:
- er worden geen normen opgelegd voor het zodanig inrichten van de houderij dat dieren zich natuurlijk kunnen gedragen, of voor respectvolle behandeling van dieren; veehouders krijgen te veel ruimte om de norm zelf te bepalen.
- de leidende principes van de RDA voor een dierwaardige veehouderij zijn niet in de regelgeving opgenomen; de wet beroept zich op een eenzijdige “kennisbasis” bestaande uit vooringenomen studies die in opdracht van de sector zijn uitgevoerd.
Met deze wet laat de demissionaire minister zien dat ze zich uitsluitend laat leiden door de belangen van veehouders en hun lobby, die wordt gefinancierd door grote agro-industriëlen, en dat zij blind is voor algemene belangen en zorgen in de samenleving over dierenwelzijn (en andere problemen van de landbouwsecor, zoals de zware vervuiling door mest en landbouwgif, het absurd grote ruimtebeslag voor de sector en beschamende misstanden in slachterijen).

Bijlage

  • Bijlage