Diagnostische Tussentijdse Toets en Leerlingvolgsystemen in het VO

Reactie

Naam CNV Onderwijs (G Horst)
Plaats Utrecht
Datum 6 april 2012

Vraag1

Wilt u aangeven in welke hoedanigheid u onderstaande vragen beantwoordt?
(ouder, leerkracht, directeur, bestuurder, …)
CNV Onderwijs, belangenbehartiger voor leraren, onderwijsondersteunend personeel en schoolleiders

Vraag2

Onder welke condities zijn een diagnostische tussentijdse toets en leerlingvolgsysteem succesvol in de praktijk?
CNV Onderwijs steunt het werken met (diagnostische) toetsen en leerlingvolgsystemen in het onderwijs vanwege de belangrijke bijdrage die ze kunnen leveren aan het opbrengstgericht werken in het onderwijs. We benadrukken daarbij wel dat dit middelen zijn die ingezet kunnen worden om doelgericht te werken aan het verhogen van de leerprestaties. Het gevaar is dat ze tot doel worden verheven, wat mede zorgt voor een cultuur van teaching to the test. Bovendien vinden we het onwenselijk als tussentijdse toetsen die een diagnostisch doel dienen worden gebruikt om leraren, scholen of het gehele onderwijsveld af te rekenen, bijvoorbeeld doordat ze worden meegenomen in de beoordeling van de onderwijskwaliteit door de Inspectie. Voor een goede verankering in de professionele werkwijze binnen scholen is het van groot belang dat het eigenaarschap van toetsen en (de toepassing van) het leerlingvolgsysteem primair ligt bij de leraren en de schoolleiders. Deze belangrijke randvoorwaarde loopt gevaar bij een te strikte wettelijke verplichting. Het beheersen van de juiste vaardigheden in het werken met diagnostische toetsen en leerlingvolgsystemen binnen het opbrengstgericht werken kan bijdragen aan het eigenaarschap. We zijn van mening dat, waar nodig, de komende tijd dan ook ingezet moet worden op scholing in deze vaardigheden.

Vraag3

Voorziet dit wetvoorstel in deze condities?
CNV Onderwijs is blij dat dit wetsvoorstel niet voorschrijft welk leerlingvolgsysteem scholen moeten gebruiken. Wel verwachten we dat het veld uitgebreid wordt betrokken bij het vaststellen van eventuele kwaliteitseisen voor leerlingvolgsystemen. We lezen in het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting onvoldoende aandacht voor de noodzakelijke scholing in het werken met diagnostische toetsen en leerlingvolgsystemen in het kader van opbrengstgericht werken. Dit lijkt ons een flinke omissie in de huidige voorstellen.
Verder wil CNV Onderwijs er op wijzen dat we niet moeten doorslaan in de focus op leerresultaten voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde/rekenen. De kwaliteit en ambitie voor het voortgezet onderwijs behelst naar onze mening meer dan uitsluitend deze vakken. De balans tussen de drie kernvakken en de overige vakken moet behouden blijven.
CNV Onderwijs is tevreden dat in het wetsvoorstel wordt gesteld dat de diagnostische toetsen geen rol in het toezichtskader van de Inspectie mag gaan spelen. Dit willen wij van harte ondersteunen. We zullen er voor waken dat dit in de toekomst ook zeker niet alsnog daarin een plaats zal krijgen. Dit vinden we niet passen bij het diagnostische karakter van de tussentoetsen.
In de Memorie van Toelichting wordt terecht aandacht besteed aan de relatie tussen dit wetsvoorstel en de vrijheid van inrichting. In de huidige vorm denken wij dat de inrichtingsvrijheid geen gevaar loopt. Dit geldt ook voor de professionele autonomie van leraren en schoolleiders, maar daarvoor zal ook na invoering wel alertheid noodzakelijk zijn. Aantasting van het eigenaarschap ligt op de loer.

Vraag4

In welke mate dragen de diagnostische tussentijdse toets en het leerlingvolgsysteem bij aan opbrengstgericht werken?
Deze vraag is op deze wijze moeilijk te beantwoorden. Beide instrumenten kunnen een goede bijdrage leveren aan opbrengstgericht werken, mits ze daarvoor op de juiste wijze worden ingezet. Dat vooronderstelt de nodige kennis en vaardigheden bij leraren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs. Zoals eerder gesteld zal bij de invoering van een wettelijke verplichting voor beide instrumenten ook aandacht voor scholing in deze kennis en vaardigheden noodzakelijk zijn. Anders is CNV Onderwijs bang dat de middelen hun doel voorbij gaan schieten en ze slechts tot papieren tijgers verworden. Dit zal bovendien het draagvlak in het veld voor beide instrumenten aantasten.
Beide instrumenten moeten nadrukkelijk slechts als diagnostische hulpmiddelen voor de leraar dienen om tot een leerlinggerichte didactiek en doelgerichte verbetering van het onderwijs op de school te komen. CNV Onderwijs vindt het onwenselijk dat beide instrumenten worden ingezet als middel voor het meten van de landelijke onderwijskwaliteit op systeem niveau.

Vraag5

Is de beperking van beide instrumenten tot de doorstroomrelevante vakken Nederlands, Engels en Wiskunde/rekenen terecht? Zo niet, wat is volgens u een goed alternatief?
Ja, CNV Onderwijs vindt het terecht dat beide instrumenten zich tot deze kernvakken beperken. Uiteraard is het voor scholen mogelijk om zelfstandig te kiezen ook de resultaten voor andere vakken in het leerlingvolgsysteem mee te nemen. Maar dit vinden we nadrukkelijk de autonome keuze van de school, waarover ze zich moet verantwoorden aan haar stakeholders.

Vraag6

Is de beperking van het leerlingvolgsysteem tot de onderbouw een terechte keuze? Zo nee, waarom niet?
CNV Onderwijs vindt het tot de autonomie van de school behoren om te kiezen voor het inzetten van het leerlingvolgsysteem voor de bovenbouw. We kunnen ons voorstellen dat er onderwijskundige argumenten zijn om ook voor deze leerlingengroep dit diagnostische instrument te gebruiken. Maar dit behoort tot de professionele ruimte van de leraren en schoolleiders in de school, waarover zij zich aan hun stakeholders zullen moeten verantwoorden.

Vraag7

Wat vindt u van het voornemen om de deelname aan een beperkt aantal internationale onderzoeken te verplichten?
CNV Onderwijs is, ondanks de geruststellende opmerkingen in de Memorie van Toelichting over een beperkte belasting per school, bang dat dit tot meer bureaucratie en administratieve druk in de scholen zal leiden. De leraren en schoolleiders hebben geen direct voordeel van verplichte deelname aan deze internationale onderzoeken, maar dragen hiervoor (hoe beperkt dan ook) wel de lasten van. We vinden dit een slechte zaak, omdat het het draagvlak in de sector voor structurele kwaliteitverbetering van het voortgezet onderwijs vanuit een internationaal perspectief ernstig kan aantasten. CNV Onderwijs zal, indien deze verplichting tot deelname aan de internationale onderzoeken wordt ingevoerd, scherp toezien op de toename in bureaucratie en administratieve druk in de scholen.